Begrippenlijst Economie
Met deze index kun je door de hele Cumulus begrippenlijst Economie zoeken.
Kies een letter van het alfabet om een onderwerp te vinden in de index.
8
A
- Aanbod van arbeid
- Aanbodoverschot
- Aandeel
- Aanmerkelijk belang
- Aanvullende verzekering
- Aanzuigeffect
- Absoluut kostenvoordeel
- Acceptatieplicht
- Accijns
- Aflossing
- Afnemende meeropbrengsten
- Afromen van het consumentensurplus
- Aftrekpost
- Afwentelen
- Afzet
- Animal spirits
- Anticyclisch begrotingsbeleid
- AOW
- Appreciatie
- Arbeid
- Arbeidsinkomensquote (AIQ)
- Arbeidsjaar
- Arbeidsmobiliteit
- Arbeidsproductiviteit (apt)
- Arbeidsverdeling
- Asymmetrische informatie
- Automatische conjunctuurstabilisatoren
- Autonome consumptie
- Autonome variabele
- Autoriteit Consument en Markt (ACM)
- Averechtse selectie
B
- Bankrun
- Basisjaar
- Basisverzekering ziektekosten
- Bedrijfskolom
- Bedrijfspensioen
- Begrotingssaldo
- Behoefte
- Belastbaar inkomen
- Belastbaar vermogen
- Belasting ontduiken
- Belasting ontwijken
- Belastinglek
- Belastingvoordeel eigen woning
- Beleggen
- Beroepsbevolking
- Beroepsgeschikte bevolking
- Berovingsprobleem
- Beslisboom (spelboom)
- Best response methode
- Bestedingsevenwicht
- Bestedingsinflatie
- Bestedingsmethode
- Besteedbaar inkomen
- Betalingsbalans
- Betalingsbereidheid
- Bezettingsgraad
- Binnenlands inkomen
- Bonus-malussysteem
- Box 1
- Box 2
- Box 3
- Break-even afzet
- Break-even analyse
- Break-even omzet
- Break-even punt
- Brede welvaart
- Breedte-investering
- Bruto binnenlands product (bbp)
- Brutoloon
- Btw
- Budgetlijn
C
- Categoriale inkomensverdeling
- Centrale bank
- Ceteris paribus
- Chartaal geld
- Collectieve aanbodlijn
- Collectieve arbeidsovereenkomst (cao)
- Collectieve dwang
- Collectieve goederen
- Collectieve vraaglijn
- Comparatief kostenvoordeel
- Complementaire goederen
- Conjuncturele werkloosheid
- Conjunctuur
- Conjunctuurindicator
- Constante schaalopbrengsten
- Consumentenprijsindex (CPI)
- Consumentensurplus
- Consumentenvertrouwen
- Consumptief krediet
- Consumptiefunctie
- Contante waarde van een bedrag
- Coöperatief spel
- Crowding-out effect
D
- Deciel
- Deeltijdwerk
- Deflatie
- Degressief belastingtarief
- Degressief variabele kosten
- Dekkingsgraad
- Denivelleren
- Depositogarantiestelsel
- Depreciatie
- Devaluatie
- Diepte-investering
- Differentiatie in de bedrijfskolom
- Direct opeisbare verplichtingen
- Directe belasting
- Directe ruil
- Dominante strategie
- Drempelinkomen
- Duaal mandaat van een centrale bank
- Dumping
- Duopolie
- Dynamisch spel
E
- Economie
- Economische en monetaire unie (EMU)
- Economische groei
- Economische kringloop
- Economische scholen en het IS-MB-GA model
- Economische unie
- Effectieve ondergrens van de nominale rente
- Effectieve vraag (EV)
- Eigen risico
- Eigenwoningforfait
- Eindwaarde van een bedrag
- Elastische vraag
- EMU-normen
- Endogene variabele
- Enkelvoudig mandaat van een centrale bank
- Enkelvoudige interest
- Europese Centrale Bank (ECB)
- Evenwichtshoeveelheid
- Evenwichtsprijs
- Exogene variabele
F
- Feitelijk monopolie
- Financiële levensloop
- Financiële rekening
- First mover
- Fiscale bijtelling
- Frictiewerkloosheid
- Functies van geld
G
- GA-curve
- Geïmporteerde inflatie
- Geldillusie
- Geldmarkt
- Geldontwaarding
- Geldschepping
- Geldvernietiging
- Geloofwaardige zelfbinding
- Gemeenschappelijke markt
- Gemiddelde belastingdruk
- Gemiddelde constante kosten (GCK)
- Gemiddelde opbrengst (GO)
- Gemiddelde variabele kosten (GVK)
- Gemiddelde winst (GW)
- Gevangenendilemma (prisoner's dilemma)
- GINI-coëfficiënt
- Giraal geld
- Goederen- en dienstenrekening
- Grijze druk
- Groen bbp
- Groene druk
H
- Harberger driehoek (deadweight loss)
- Heffingskorting
- Heffingsvrij vermogen
- Herfinanciering
- Herhaald spel
- Heterogene producten
- Hoeveelheidsaanpasser
- Homogene producten
- Hoogconjunctuur
- Human capital
- Human Development Index (HDI)
- Hyperinflatie
- Hypotheeklening
- Hypotheekrenteaftrek
I
- i/a ratio
- Indexcijfer
- Indexeren
- Indirecte belasting
- Indirecte ruil
- Individuele aanbodlijn
- Individuele arbeidsovereenkomst
- Individuele goederen
- Individuele vraaglijn
- Inelastische vraag
- Infant industry
- Inferieure goederen
- Inflatie
- Inflatieverwachting
- Informele economie
- Inkomenseffect
- Inkomenselasticiteit van de vraag
- Inkomensevenwicht
- Inkomensrekening
- Inkomstenbelasting
- Innovatie
- Integratie in de bedrijfskolom
- Interbancaire geldmarkt
- Interest (rente)
- Internaliseren van een extern effect
- Internationale concurrentiepositie (ICP)
- Intertemporele budgetlijn
- Interveniëren
- Inverdieneffect
- IS-curve
- IS-MB blok
- IS-MB-GA model
K
- Kapitaal
- Kapitaaldekkingsstelsel
- Kapitaalexport
- Kapitaalgoederen
- Kapitaalimport
- Kapitaalintensief
- Kapitaalmarkt
- Kapitaalproductiviteit
- Kartelvorming
- Keynes
- Keynesiaans model
- Keynesiaanse kruis
- Klassieken
- Koopkracht
- Kortlopende termijndeposito's
- Kosteninflatie
- Kostprijs (GTK)
- Krappe arbeidsmarkt
- Kruiselingse prijselasticiteit van de vraag
- Kwalitatieve structurele werkloosheid
- Kwantitatieve structurele werkloosheid
- Kwintiel
L
- Laagconjunctuur
- Langlopende termijndeposito's
- Levensverzekering
- Leveringsbereidheid
- Liquiditeitspercentage (dekkingspercentage)
- Loon- en prijsrigiditeit
- Loon-prijsspiraal
- Loonelasticiteit van het arbeidsaanbod
- Loonheffing
- Loonkosten
- Loonkosten per product
- Loonmatiging
- Loonruimte
- Loonstarheid
- Lopende rekening
- Lorenzcurve
- Luxe goederen
M
- Maatschappelijke geldhoeveelheid
- Maatschappelijke welvaart
- Marginale belastingdruk
- Marginale consumptiequote
- Marginale kosten (MK)
- Marginale opbrengst (MO)
- Marginale spaarquote
- Marketingmix (4 P's)
- Marktaandeel
- Marktevenwicht
- Marktfalen
- Marktmacht
- Marktmechanisme (prijsmechanisme)
- Marktvorm
- Maximale totale omzet (MO = 0)
- Maximale totale winst (MO = MK)
- Maximumprijs
- MB-curve
- Meeliftgedrag
- Middelen
- Minimumloon
- Minimumprijs
- Monitor Brede Welvaart
- Monopolie
- Monopolistische concurrentie
- Moral hazard (moreel wangedrag)
- Multiplier
- Multipliereffect
- Muntunie
N
- Nash-evenwicht
- Nationale spaarsaldo
- Natuur
- Natuurlijke werkloosheid
- Negatieve externe effecten
- Nettoloon
- Niet-beroepsbevolking
- Niet-coöperatief spel
- Niet-rivaliserend
- Nivelleren
- Nominaal inkomen
- Nominale rente
- Non-tarifaire protectie
O
- Objectieve methode
- Obligatie
- Octrooi (patent)
- Oligopolie
- Omslagstelsel
- Omzet
- Onderbesteding
- Ondernemerschap
- Ongeloofwaardige zelfbinding
- Ontmoedigingseffect
- Open economie
- Opofferingskosten
- Output gap
- Overbesteding
- Overdrachtsinkomen (inkomensoverdrachten)
- Overheidsbestedingen
- Overheidsconsumptie
- Overheidsinvesteringen
- Overheidsmonopolie
- Overheidssaldo
- Overheidsuitgaven
P
- p/a ratio
- Parallellisatie in de bedrijfskolom
- Pareto efficiënt
- Participatiegraad
- Particuliere spaarsaldo (S - I)
- Pay-off
- Pay-off matrix
- Percentiel
- Percentielenratio
- Personele inkomensverdeling
- Positieve externe effecten
- Premiedifferentiatie
- Prijsafzetlijn
- Prijscompensatie
- Prijsdifferentiatie
- Prijsdiscriminatie
- Prijselasticiteit van de vraag
- Prijsindexcijfer
- Prijsstabiliteit
- Prijsverhogende belasting
- Prijsverlagende subsidie
- Prijszetter
- Prijzenoorlog
- Primair inkomen
- Primaire goederen
- Primaire inkomensverdeling
- Principaal-agentprobleem
- Privaat kapitaal
- Procent
- Procentpunt
- Procyclisch begrotingsbeleid
- Producentensurplus
- Producentenvertrouwen
- Productdifferentiatie
- Productiecapaciteit
- Productiefactoren
- Productiefunctie
- Productiequotum
- Progressief belastingtarief
- Progressief variabele kosten
- Promille
- Proportioneel belastingtarief
- Proportioneel variabele kosten
- Protectie van de handel
- Publiek kapitaal
Q
R
- Reëel bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking
- Reëel inkomen (koopkracht)
- Reële rente
- Refi-rente
- Rendement
- Reserveverplichtingen
- Revaluatie
- Risico-aversiteit
- Rivaliserend
- Ruilen over de tijd
- Ruime arbeidsmarkt
S
- Saldo lopende rekening (E - M)
- Samengestelde interest
- Schaarste
- Schadeverzekering
- Secundair inkomen
- Secundaire inkomensverdeling
- Seizoenswerkloosheid
- Sequentieel spel
- Sociaal Economische Raad (SER)
- Sociale normen
- Sociale verzekeringen
- Sociale voorzieningen
- Solidariteit
- Spaardeposito
- Spaarfunctie
- Spaarlek
- Sparen
- Specialisatie
- Speltheorie
- Staatspensioen
- Staatsschuld
- Staatsschuldquote
- Statisch spel
- Stichting van de Arbeid
- Stroomgrootheid
- Structurele groei
- Structurele werkloosheid
- Subjectieve methode
- Substitutie van de geldhoeveelheid
- Substitutie-effect
- Substitutiegoederen
T
- Tariefsaanpassing aftrekposten
- Tarifaire protectie
- Tegoed bij de centrale bank
- Theorie van de optimale valutagebieden
- Tijdsvoorkeur
- Toegevoegde waarde
- Toegevoegde waarde van de overheid
- Toeslag van de belastingdienst
- Totale constante kosten (TCK)
- Totale factorproductiviteit
- Totale kosten (TK)
- Totale opbrengst (TO)
- Totale surplus
- Totale variabele kosten (TVK)
- Totale winst (TW)
- Transformatie van de geldhoeveelheid
- Trilemma van het monetaire beleid
U
V
- Vacatures
- Vakbond (werknemersorganisatie)
- Valuta-interventie
- Valutareserve
- Valutaspeculatie
- Vaste wisselkoers
- Vennootschapsbelasting
- Verborgen werkgelegenheid
- Verborgen werkloosheid
- Verdiencapaciteit
- Vermogen
- Vermogensmarkt
- Vermogensverdeling
- Verzadigingsinkomen
- Verzekeringspremie
- Verzonken kosten
- Vlaktaks
- Volkomen concurrentie
- Volksverzekeringen
- Voorraadgrootheid
- Vraag naar arbeid
- Vraagoverschot
- Vrijhandelszone
W
- Waardevast
- Wederzijdse schuldaanvaarding
- Weglekeffect
- Welvaartsvast
- Welzijn
- Werkgelegenheid
- Werkgeversorganisatie
- Werkgeverssurplus
- Werkgeverswig
- Werkloosheid
- Werkloze beroepsbevolking
- Werknemerssurplus
- Werknemersverzekeringen
- Werknemerswig
- Werkzame beroepsbevolking
- Wet van de comparatieve kostenvoordelen (David Ricardo)
- Wig
- Winstmarge
- Wisselkoers
- World Happiness Index
- WOZ-waarde