De vakken economie en bedrijfseconomie zitten vol met begrippen. Kennis van deze begrippen stelt leerlingen in staat (bedrijfs)economische problemen beter te analyseren, verbanden te leggen en oplossingen te bedenken. Leerlingen kunnen op verschillende manieren hun kennis van begrippen trainen: met flitskaarten of met de woordkiezer.
Flitskaarten
Een flitskaart bestaat uit een begrip en een definitie. In de Cumulus begrippentrainer kan een leerling zowel starten met het begrip als met de definitie. De leerling leest bijvoorbeeld het begrip en bedenkt welke definitie bij het begrip hoort. De leerling draait de flitskaart om en controleert of hij het goed had. De leerling beslist zelf of hij het begrip beheerst of wil herhalen en gaat door tot hij alle begrippen kent.
Woordkiezer
In de woordkiezer is voor elk begrip een woord (of stuk tekst) weggelaten in de definitie. De leerling leest het begrip en de definitie en kiest, uit vier mogelijkheden, het juiste woord dat is weggelaten uit de definitie. De leerling ziet daarna direct of het gekozen woord juist was en mag zelf beslissen of dit begrip herhaald moet worden. De leerling gaat door tot hij alle begrippen kent.
Zelf kiezen met welke begrippen je wilt trainen
Begrippen worden verzameld in stapels. Een stapel kan klein zijn, bijvoorbeeld alle begrippen uit een onderwerp. Maar een stapel kan ook bestaan uit alle begrippen uit de lesmethode. Een leerling kan zelf stapels maken en op elk moment verder gaan met eerder gemaakte stapels.